Hamstring blessures (Biceps Femoris, Semitendinosus & Semimembranosus)

Muscle and Tendon Basics: Beweging van het gewricht ontstaat door spiercontractie. Spieren hechten zich aan het bot door pezen aan elk uiteinde. Spiercontractie kan concentrisch zijn, wat betekent dat de spier verkort, of excentrisch, wat betekent dat de contractie plaatsvindt terwijl de spier verlengt. Excentrische contractie treedt op omdat het gewricht in de tegenovergestelde richting beweegt, zelfs terwijl de spier aan het samentrekken is. Spieren die aan dezelfde kant van een gewricht samentrekken worden agonistisch genoemd, wat betekent dat ze samenwerken. Spieren aan de tegenovergestelde kant van het gewricht die het gewricht in de tegenovergestelde richting doen bewegen, worden antagonistisch genoemd. De beweging van het gewricht vereist dat de spieren aan beide zijden gelijktijdig werken voor een evenwichtige beweging. Als de spier slechts aan één kant van het gewricht zou vuren, zou het gewricht alleen in die richting inzakken. Spieren die aan de andere kant van het gewricht vuren, ook al verlengen zij, controleren de snelheid en de hoeveelheid van de gewrichtsbeweging die plaatsvindt. Spier- en peesblessures ontstaan door een excentrische kracht waarbij de spier probeert samen te trekken terwijl hij uitgerekt wordt. Spierblessures (verrekking) treden op waar de spier samenkomt met de pees (myotendineuze verbinding). Peesletsels treden op waar de pees aan het bot vastzit.

Hamstrings: De hamstrings zijn een groep van drie spieren (biceps femoris, semimembranosus, en semitendinosus) die hun oorsprong vinden in het zitbeen van het bekken in de achterkant van de heup (“zitbeen”) en zich vervolgens uitstrekken langs de achterkant van het bovenbeen, waarbij ze aansluiten op de bovenkant van het onderbeen (tibia en fibula) achter de knie. Het zijn “twee-gewrichtsspieren” omdat ze op twee gewrichten werken: Ze strekken de heup en buigen de knie. (Fig 1) Hamstring blessures komen vaak voor omdat ze worden blootgesteld aan meer excentrische krachten die gelijktijdig over de heup en de knie werken. (Fig 2) Deze drie spieren hebben verschillende myotendineuze knooppunten aan beide uiteinden, en dus kan een hamstring spierblessure zich vrijwel overal aan de boven- en achterkant van het dijbeen voordoen.