Hannah Arendt en de politiek van de waarheid

“…hoe kwetsbaar is de hele textuur van feiten waarin wij ons dagelijks leven doorbrengen; zij loopt altijd het gevaar te worden doorboord door enkele leugens of aan flarden te worden gescheurd door het georganiseerde liegen van groepen, naties, of klassen…” (Hannah Arendt, “Liegen in de politiek: beschouwingen over de Pentagon Papers.”)

Wanneer ik tegenwoordig lezingen geef over Hannah Arendt, moeten de mensen meestal lachen als ik zeg dat waarheid en politiek nooit op goede voet met elkaar hebben gestaan, en dat de leugen altijd een gerechtvaardigd instrument is geweest in het politieke handelen. Hun gelach onthult iets over de stand van zaken waarin we leven.

Vals nieuws is niets nieuws in de politiek. Campagnes worden al heel lang geleid door liefhebbers van Madison Avenue, dus het hoeft ons niet te verontrusten dat de leugens zo overvloedig en doorzichtig zijn geworden dat we ze bijna verwachten. Leugens zijn deel geworden van het weefsel van het dagelijks leven.

Maar een deel van Arendt’s punt bij het schrijven van haar essays over “Liegen in de politiek” en “Waarheid en politiek” die vandaag de dag zo vaak worden geciteerd, was dat we nooit echt de waarheid hebben kunnen verwachten van politici. Waarheidsvertellers bestaan buiten het domein van de politiek. Zij zijn buitenstaanders, paria’s, en net als Socrates onderworpen aan verbanning en de dood. De leugen is altijd een instrument geweest om politiek voordeel en gunst te verkrijgen.

Waarom hekelen we dan nu ineens de opkomst van nepnieuws? Waarom zijn fact-checkers en fact-checking stromingen zo’n gemeenschappelijk kenmerk van politieke debatten? Waarom maken we ons op dit moment zo druk om de waarheid?

Het is niet omdat liegen in de politiek plotseling een bron van morele verontwaardiging is geworden – dat is het altijd al geweest. We geven om de waarheid omdat we al het andere kwijt zijn. We zijn het vermogen kwijtgeraakt om met gemak te spreken; we zijn het vermogen kwijtgeraakt om meningen als vanzelfsprekend te beschouwen; we zijn het vertrouwen kwijtgeraakt in wetenschap en deskundigen; we zijn het vertrouwen kwijtgeraakt in onze politieke instellingen; we zijn het vertrouwen kwijtgeraakt in de Amerikaanse droom; en we zijn het vertrouwen kwijtgeraakt in onze democratie zelf.

En de trieste werkelijkheid is, dat de waarheid ons niet kan redden. We kunnen de hele dag de waarheid naar de macht schreeuwen, maar ze zal nooit worden gehoord, omdat waarheid en politiek nooit op één lijn hebben gestaan. Dit is Arendt’s argument. Ze spreken niet dezelfde taal, maar dat betekent niet dat de twee niet verwant zijn.

In “Waarheid en politiek” specificeert Arendt, telkens wanneer ze het over waarheid heeft, altijd wat voor soort waarheid ze bedoelt: historische waarheid, triviale waarheid, een of andere waarheid, psychologische waarheid, paradoxale waarheid, echte waarheid, filosofische waarheid, verborgen waarheid, oude waarheid, vanzelfsprekende waarheid, relevante waarheid, rationele waarheid, impotente waarheid, onverschillige waarheid, wiskundige waarheid, halve waarheid, absolute waarheid en feitelijke waarheid. Er is geen “de waarheid”, alleen waarheid met betrekking tot iets bijzonders. De bijvoeglijke naamwoorden die zij aan de waarheid verbindt, transformeren het begrip tot iets werelds.

In De oorsprong van het totalitarisme komen verschillende vormen van waarheid terug in verband met bepaalde punten die Arendt aanvoert – dat beelden de waarheid vervormen, bijvoorbeeld, of dat politieke retoriek noodzakelijkerwijs een daad van vervorming is, een herdefiniëring van ons gangbare begrip van waarheid. In de politiek hoor je uitdrukkingen als ‘de waarheid van de zaak is…’, of ‘vertel gewoon de waarheid’. Waarheid wordt altijd uitgedrukt in termen van nabijheid, afstand en nabijheid; we naderen en wijken van de waarheid af; ‘kom er dicht bij’ of zeggen dat ‘niets er verder vanaf is.’

Het vertellen van de waarheid houdt verband met ons begrip van het gemeenschappelijke domein van het menselijk bestaan, ons vermogen om in de wereld te verschijnen en onze ervaringen met elkaar te delen. De moderne tijd heeft ons geleerd dat de rationele waarheid door het menselijk verstand wordt voortgebracht; dat wij sceptisch, cynisch en achterdochtig moeten zijn, en niet op onze zintuigen moeten vertrouwen – zozeer zelfs dat wij niet langer kunnen vertrouwen op ons eigen vermogen om betekenis te geven aan onze ervaringen. De prijs daarvoor is het gemeenschappelijke weefsel van de werkelijkheid, het gevoel van waaruit wij ons oriënteren in de wereld.

Feiten en gebeurtenissen zijn het resultaat van samen leven en handelen, en het verslag van feiten en gebeurtenissen is verweven in het collectieve geheugen en de geschiedenis. Dit zijn de verhalen die we vertellen en de tradities die we aanvechten of in stand houden en die ons een gevoel van duurzaamheid in de wereld geven. Wij hebben dit soort waarheid nodig om een gemeenschappelijke basis te hebben om op te staan, zodat ieder individu zijn ervaringen kan delen en er betekenis aan kan geven. Deze feiten en gebeurtenissen vormen wat Arendt de “feitelijke waarheid” noemt. Zij worden de artefacten van het samenleven, en het is de feitelijke waarheid die ons het meest zou moeten bezighouden.

De feitelijke waarheid is in groot gevaar te verdwijnen. Zij is verwikkeld in een strijd met de politieke macht, en het is de kwetsbaarheid van de feitelijke waarheid die misleiding mogelijk maakt. Maar ook dit is niet nieuw. De feitelijke waarheid is altijd al in gevaar geweest. Ze is gemakkelijk te manipuleren en vatbaar voor censuur en misbruik. Arendt waarschuwt dat de feitelijke waarheid het gevaar loopt “voor een tijd, en mogelijk voor altijd, uit de wereld te worden gemanoeuvreerd.” “Feiten en gebeurtenissen”, schrijft ze, “zijn oneindig veel kwetsbaarder dan axioma’s, ontdekkingen, theorieën, die door de menselijke geest worden voortgebracht.”

Feiten kunnen veranderen omdat we leven in de steeds veranderende wereld van menselijke aangelegenheden. Mensen kunnen uit de geschiedenisboeken worden geschreven. Monumenten kunnen worden afgebroken. Taal kan veranderen, omdat betekenis kneedbaar is. Ook dit is allemaal niet nieuw. Het is altijd gebeurd en zal blijven gebeuren, maar het laat zien “hoe kwetsbaar de hele textuur van feiten is waarin wij ons dagelijks leven doorbrengen…”

Toen Arendt deze woorden schreef, reageerde zij op de leugens die over de Vietnam-oorlog werden verteld door president Nixon en werden onthuld in de Pentagon Papers. De leugens waarmee we vandaag worden geconfronteerd zijn zowel gelijkaardig als verschillend. Men zou kunnen aanvoeren dat een beetje ontrafeling nodig is om nieuwe verhalen aan elkaar te weven, maar Arendt’s conclusie is deze: als we het vermogen verliezen om vrijelijk betekenis te geven aan onze ervaringen en ze toe te voegen aan het verslag van het menselijk bestaan, dan riskeren we ook ons vermogen om oordelen te vellen en onderscheid te maken tussen feit en fictie.

Dit is het punt van liegen in de politiek – de politieke leugen is altijd gebruikt om het mensen moeilijk te maken zichzelf te vertrouwen of gefundeerde meningen te vormen op basis van feiten. Door ons vermogen om op onze eigen verstandelijke vermogens te vertrouwen te verzwakken, worden we gedwongen te vertrouwen op de oordelen van anderen. Tegelijkertijd, en zoals Arendt tijdens het Nixon-tijdperk zag, heeft liegen in de politiek ook tot gevolg dat politieke instellingen worden gedestabiliseerd doordat het vermogen van burgers om politici te vertrouwen en hen ter verantwoording te roepen, wordt vernietigd.

We hebben feitelijke waarheid nodig om de mensheid te beschermen – zoals de kennis van artsen die kunnen helpen de verspreiding van Covid-19 te stoppen. En we moeten in staat zijn om sommige van deze feitelijke waarheden als vanzelfsprekend te beschouwen, zodat we de wereld gemeenschappelijk kunnen delen en ons vrij door ons dagelijks leven kunnen bewegen. Maar vandaag wordt onzekerheid gevoed door zelftwijfel en angst voor tegenspraak. Wanneer we onszelf niet langer kunnen vertrouwen, verliezen we ons gezond verstand – ons zesde zintuig – dat ons in staat stelt samen te leven.

De waarheid is niet politiek. Als ze al iets is, dan is ze anti-politiek, omdat ze historisch gezien vaak tegenover de politiek heeft gestaan. Waarheidsvertellers hebben altijd buiten het politieke domein gestaan als het voorwerp van collectieve minachting. Socrates werd ter dood veroordeeld. Thoreau werd in de gevangenis gegooid. Martin Luther King werd vermoord. Ik denk dat dit de reden is waarom mensen lachen als ik Arendt’s opmerking herhaal dat waarheid en politiek nooit op goede voet hebben gestaan. We weten dat er waarheid zit in die observatie, maar toch hopen we dat de waarheid ons zal redden. Het is een wanhopige kreet en een pleidooi voor erkenning – het is het geluid van een democratie in rouw.

Het is belangrijk te onthouden dat Arendt “Waarheid en Politiek” schreef als reactie op de reactie die zij kreeg na de publicatie van Eichmann in Jeruzalem. Wat haar de meeste zorgen baarde was een vorm van politieke propaganda die leugens gebruikt om de werkelijkheid uit te hollen. Politieke macht, zo waarschuwde zij, zal altijd de feitelijke waarheid opofferen voor politiek gewin. Maar het neveneffect van de leugens en de propaganda is de vernietiging van het gevoel waarmee we ons in de wereld kunnen oriënteren; het is het verlies van zowel het gemeenschappelijke als het gezonde verstand.

Zoals Arendt zelf besefte, is het vertellen van de waarheid in de publieke sfeer zeer gevaarlijk. Ze dacht dat ze een verslag van haar ervaring aanbood, en dat ze haar oordeel deelde door Eichmann te schrijven. Maar wat ze terugkreeg was een aanklacht tegen haar persoonlijkheid, en een litanie van leugens die een reactie vormden op een boek dat ze nooit had geschreven. Niettemin maakte het eeuwige gevaar van het vertellen van de waarheid Arendt vastbeslotener, niet minder, om zich te verzetten tegen liegen in de politiek. Zij erkende dat, als men mensen een plaats in de wereld begint te ontzeggen op grond van hun mening of hun doorleefde ervaring van de werkelijkheid, men het gemeenschappelijke weefsel van de mensheid dreigt te vernietigen – het feit dat wij samen de aarde bewonen en de wereld gemeenschappelijk maken.

Op de vraag of zij tegen het eind van haar leven Eichmann in Jeruzalem opnieuw zou publiceren, ondanks alle problemen die het haar bracht, was zij uitdagend. Ze beriep zich op de klassieke stelregel “Laat recht geschieden, al vergaat de wereld”, en wees die vervolgens af. In plaats daarvan stelde zij een vraag die haar dringender leek: “Laat de waarheid gezegd worden, al vergaat de wereld?”

Haar antwoord was ja.