Hoe zorgen we er dus voor dat we ons laten leiden door een goede, gezonde, niet-foutieve rede? Door de kunst van het argument te perfectioneren. Een argument is in de filosofie niet zomaar een schreeuwpartij. In plaats daarvan beweren filosofen dat je overtuigingen altijd onderbouwd moeten worden met redenen, die we premissen noemen. Vooronderstellingen vormen de structuur van je betoog. Ze bieden bewijs voor je overtuiging, en je kunt zoveel premissen hebben als je wilt, zolang ze maar je conclusie ondersteunen, dat is datgene wat je werkelijk gelooft.
Dus, laten we de anatomie van een argument eens ontleden. Er zijn eigenlijk verschillende soorten argumenten. Waarschijnlijk de meest bekende, en de gemakkelijkste om uit te voeren, is het deductieve argument. De hoofdregel van een deductief argument is: “als je vooronderstellingen waar zijn, dan moet je conclusie ook waar zijn”. En weten dat iets echt waar is, is heel zeldzaam, en geweldig.
Dus, hier is een uitgekookte versie van een goed deductief argument:
Vooronderstelling 1: Alle mensen zijn sterfelijk.
Vooronderstelling 2: Socrates is een mens.
Conclusie: Socrates is sterfelijk.
Dit soort redeneringen, waarbij het ene feit tot het andere leidt, wordt entailment genoemd. Als we eenmaal weten dat alle mensen sterfelijk zijn, en dat Socrates een mens is, dan impliceren die feiten dat Socrates sterfelijk is. Deductie begint met het algemene – in dit geval, wat we weten over de sterfelijkheid van mensen – en redeneert terug naar het specifieke – Socrates in het bijzonder. Het mooie van deductieve argumenten is dat de waarheid van de premissen moet leiden tot de waarheid van de conclusie. Wanneer dit gebeurt, zeggen we dat het argument geldig is – er is gewoon geen manier voor de conclusie om onwaar te zijn als de premissen waar zijn.
Nou bekijk dit argument:
Alle mensen zijn sterfelijk.
Socrates is een mens.
Daarom was Socrates de leraar van Plato
Dit argument is ongeldig, want niets over de menselijke sterfelijkheid kan bewijzen dat Socrates de leraar van Plato was. Zoals je misschien hebt opgemerkt, zijn er genoeg sterfelijke mensen die Plato nooit hebben onderwezen. Wat wel interessant is, is dat dit argument toevallig wel een ware conclusie heeft, en dat brengt ons bij een andere kwestie. En dat is: Geldigheid is niet hetzelfde als waarheid.
Alles wat ‘geldig’ betekent, is dat als de premissen waar zijn, je conclusie niet vals kan zijn. Maar dat betekent niet dat je premissen bewijzen dat je conclusie juist is. Zoals, in het geval van de vraag of Socrates de leraar van Plato was, de premissen zijn waar, en de conclusie is waar, maar het argument is nog steeds niet geldig — omdat de premissen op geen enkele manier de conclusie bewijzen. Het is gewoon waar. Dus als je premissen niet de waarheid van je conclusie garanderen, dan kun je eindigen met een aantal echt waardeloze argumenten. Zoals deze: – Alle paarden zijn zoogdieren – Ik ben een zoogdier – Daarom ben ik een paard.
Hoe graag ik ook mijn paard zou willen zijn, dit is ongeldig omdat de conclusie niet volgt uit de premissen… helemaal niet. Ik bedoel, alle paarden zijn zoogdieren, maar alle zoogdieren zijn geen paarden. Wat betekent dat er dingen zijn als niet-paard zoogdieren, waar ik slechts een voorbeeld van ben. En het spreekt waarschijnlijk voor zich, maar je kan een perfect geldig argument hebben en toch een valse conclusie, als één van je vooronderstellingen vals zijn. Bijvoorbeeld: – Alle mensen hebben staarten – Oscar is een mens – Daarom heeft Oscar een staart! Het argument is volledig geldig! – Want de premissen leiden tot de conclusie. De redenering klopt helemaal. Alleen is een van de vooronderstellingen fout. Aangezien ik er redelijk zeker van ben dat Oscar geen staart heeft — ik heb hem in een sportbroekje gezien — is dit argument niet deductief verantwoord. En een deductief gezond argument is een argument dat vrij is van vormfouten of gebreken. Het is een argument waarvan alle premissen waar zijn, en dat geldig is, wat betekent dat de conclusie gegarandeerd waar is. Goede argumenten moeten dus altijd je doel zijn. De reden dat deductie wordt gewaardeerd door filosofen — en veel andere belangrijke denkers — is dat het het enige soort argument is dat je een echte zekerheid kan geven. Maar het is beperkt, omdat het alleen werkt als je begint met bekende, ware premissen, en die zijn moeilijk te verkrijgen. En voor wat het waard is, deductieve waarheden zijn meestal vrij duidelijk. Ze leiden ons meestal niet naar verrassend nieuwe informatie, zoals het feit dat ik geen paard ben, of dat Oscar geen staart heeft. Dus in plaats van te beginnen met premissen die al zeker zijn, zoals deductie doet, zul je moeten weten hoe je de waarheid van, en je vertrouwen in, je premissen kunt bepalen. Dat betekent dat je je vertrouwd moet maken met de andere soorten argumenten, wat we de volgende les zullen doen.
Vandaag hebben we het gehad over de waarde van de rede, de structuur van argumenten, en hebben we één soort argument onder de loep genomen: deductief redeneren.
Filosofisch Redeneren