O. Reg. 260/08: PERFORMANCE STANDARDS

Professional Engineers Act
Loi sur les ingénieurs

ONTARIO VERORDENING 260/08

Performance Standards

Consolidatieperiode: Van 1 juli 2016 tot de valutadatum van de e-Laws.

Laatste wijziging: 29/16.

Wetgevingsgeschiedenis: 91/14,29/16.

Deze verordening is uitsluitend in het Engels gesteld.

INHOUD

DEEL I
PRESTATIENORMEN VOOR DE BOUW, UITBREIDING, VERBOUWING EN SLOOP

Definities

Ontwerp van bepaalde gebouwen

Bouw van een gebouw

Sloopwerken

DEEL II
Prestatienormen voor de beoordeling van drinkwatersystemen

Verslagen van technische beoordelingen in het kader van de Wet op de veilige drinkwatervoorziening (Safe Drinking Water Act)

Verslagen van technische beoordelingen in het kader van de Wet op de veilige drinkwatervoorziening (Safe Drinking Water Act, 2002 (drinkwatersystemen)

DEEL III
PERFORMANCE STANDARDS FOR ENVIRONMENTAL SITE ASSESSMENT REPORTS

Environmental site assessment reports

DEEL IV
Prestatienormen voor torenkraaninspecties

Prestatienormen voor torenkranen

deel i
Prestatienormen voor de bouw van gebouwen, VERBOUWING, VERBOUWING en SLOOP

Definities

1. In dit deel wordt onder “gebouw” verstaan een gebouw als omschreven in de Building Code Act, 1992;

Ontwerp van bepaalde gebouwen

1.1 De volgende zijn voorgeschreven als prestatienormen met betrekking tot de voorbereiding en het verstrekken door een beroepsingenieur van een ontwerp voor de bouw, de uitbreiding of de verbouwing van een gebouw als omschreven in lid 2 van onderafdeling 12 (6) van de wet:

1. Bij de voorbereiding van het ontwerp moet de beroepsingenieur informatie verstrekken over de overeenstemming van het gebouw met het bouwbesluit. De informatie wordt geordend in een tabel en wordt vermeld onder de volgende rubrieken:

i. Beschrijving van het project (nieuw, toevoeging, verbouwing, wijziging van gebruik).

ii. Belangrijkste bewoning(en).

iii. Belangrijkheid categorie.

iv. Oppervlakte van het gebouw.

v. Bruto oppervlakte van het gebouw.

vi. Aantal verdiepingen boven en onder het maaiveld.

vii. Bouwhoogte.

viii. Aantal straten en toegangswegen.

ix. Classificatie van het gebouw.

x. Voorstel sprinklersysteem.

xi. Voorschriften voor standpijpen.

xii. Voorschriften voor brandalarm.

xiii. Geschiktheid van de watervoorziening voor brandbestrijding.

xiv. Of het gebouw een hoog gebouw is.

xv. Constructiebeperkingen (brandbaar, onbrandbaar of beide).

xvi. Mezzanine-informatie (aantal, oppervlakte, locaties).

xvii. Bezettingsgraad per verdieping en bepalingsmethode.

xviii. Voorziening in barrièrevrij ontwerp.

xix. Aanwezigheid van gevaarlijke materialen in het gebouw.

xx. Voorschriften betreffende de brandwerendheid van horizontale samenstellen en dragende delen.

xxi. Type buitenwandconstructie en eisen ten aanzien van ruimtelijke scheidingen.

xxii. Eisen ten aanzien van sanitair.

2. De beroepsingenieur zorgt ervoor dat de tabel wordt aangebracht op het bovenste blad van de tekeningen die hij of zij opstelt in het kader van de aanvraag van een bouwvergunning voor de bouw, uitbreiding of verbouwing van het gebouw, of op een soortgelijke in het oog springende plaats in de tekeningen wordt opgenomen.

3. De beroepsingenieur verstrekt een exemplaar van de tabel aan iedere andere persoon van wie de beroepsingenieur weet dat hij of zij in de zin van de building code verantwoordelijk is voor enig deel van het ontwerp van de bouw, uitbreiding of verbouwing van het gebouw. O. Reg. 91/14, s. 2.

Bouw van een gebouw

2. (1) In deze sectie,

“construct” en “constructie” hebben dezelfde betekenis als in de Building Code Act, 1992;

“plannen en specificaties” betekent een plan of een ander document dat de basis vormde voor de afgifte van een bouwvergunning en omvat alle wijzigingen aan het plan of een ander document dat is goedgekeurd door de hoofdgebouw ambtenaar als omschreven in de Building Code Act, 1992. O. Reg. 260/08, s. 2 (1).

(2) Het volgende wordt voorgeschreven als prestatienormen met betrekking tot de algemene beoordeling van de constructie van een gebouw door een professionele ingenieur zoals voorzien in de building code:

1. De professionele ingenieur moet, met betrekking tot de aangelegenheden die door het bouwbesluit worden geregeld,

i. periodieke bezoeken brengen aan de bouwplaats om, op basis van rationele steekproeven, vast te stellen of het werk in het algemeen in overeenstemming is met de plannen en specificaties voor het gebouw,

ii. de tijdens de bezoeken op de bouwplaats geconstateerde tekortkomingen registreren en aan de opdrachtgever, de aannemer en de eigenaar schriftelijke rapporten verstrekken over de tekortkomingen en de acties die moeten worden ondernomen om de tekortkomingen te verhelpen,

iii. het beoordelen van de rapporten van onafhankelijke inspectie- en beproevingsbedrijven waartoe in de plannen en specificaties wordt opgeroepen en die rechtstreeks betrekking hebben op het werk dat wordt beoordeeld,

iv. het schriftelijk interpreteren van plannen en specificaties wanneer de opdrachtgever, de aannemer of de eigenaar daarom verzoekt,

v. het beoordelen van door de aannemer ingediende werkplaatstekeningen en monsters op consistentie met de bedoeling van de plannen en specificaties.

2. De professionele ingenieur mag een of meer van de functies of vereisten beschreven in paragraaf 1 delegeren aan een andere persoon indien het in overeenstemming is met de prudente engineering praktijk om dit te doen en de functies of vereisten worden uitgevoerd onder het toezicht van de professionele ingenieur. O. Reg. 260/08, s. 2 (2).

(3) Subsectie (2) is met de nodige wijzigingen van toepassing op een houder van een beperkte vergunning, indien de houder een algemene beoordeling van de constructie van een gebouw uitvoert. O. Reg. 260/08, s. 2 (3).

Demolition

3. (1) In deze sectie,

“slopen” betekent alles te doen aan de verwijdering van een gebouw of een constructie, naar gelang van het geval, of van een materieel deel van een gebouw of een constructie;

“sloopplan”: een plan of ander document opgesteld door een beroepsingenieur, een houder van een beperkte vergunning of een houder van een voorlopige vergunning overeenkomstig het derde lid met betrekking tot het slopen van een gebouw of bouwwerk, met inbegrip van alle wijzigingen die door een beroepsingenieur, een houder van een beperkte vergunning of een houder van een voorlopige vergunning in het plan of ander document worden aangebracht;

“methodologie”: een gedetailleerde beschrijving van de systematische en opeenvolgende procedure voor het kappen, vernietigen, verwijderen of anderszins slopen van een gebouw of constructie op een wijze die de gezondheid of veiligheid van personen niet in gevaar brengt of de integriteit van andere gebouwen, constructies, ondergrondse of bovengrondse nutsvoorzieningen of andere onroerende goederen negatief beïnvloedt;

“constructie”: elke permanente constructie anders dan een gebouw, met inbegrip van een brug, dam of sluis. O. Reg. 260/08, s. 3 (1).

(2) Het volgende wordt voorgeschreven als prestatienormen met betrekking tot de algemene beoordeling van de sloop van een gebouw door een beroepsingenieur zoals voorzien in de building code:

1. De beroepsingenieur zal geen algemene beoordeling van de sloop van een gebouw ondernemen tenzij,

i. de bouwkundig ingenieur zich ervan heeft vergewist dat voor het slopen een vergunning is afgegeven ingevolge de Building Code Act, 1992, en

ii. met betrekking tot het slopen een sloopplan is opgesteld.

2. De bouwkundig ingenieur dient,

i. periodieke bezoeken te brengen aan de slooplocatie om vast te stellen of het slopen in grote lijnen conform het sloopplan verloopt,

ii. elke wezenlijke afwijking van het sloopplan die tijdens een bezoek ter plaatse wordt geconstateerd, registreren en zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk is de opdrachtgever, de aannemer en de eigenaar schriftelijk in kennis stellen van de afwijking en van de mening van de professionele ingenieur over de gevolgen die de afwijking kan hebben voor de gezondheid of de veiligheid van enig persoon of de integriteit van enig ander gebouw, constructie, ondergrondse of bovengrondse nutsvoorziening of enig ander onroerend goed,

iii. elke tijdens een bezoek ter plaatse vastgestelde toestand of ander probleem in verband met de sloop vast te leggen dat de gezondheid of de veiligheid van personen of de integriteit van andere gebouwen, constructies, ondergrondse of bovengrondse nutsvoorzieningen of andere onroerende goederen in gevaar kan brengen, en zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk is de opdrachtgever, de aannemer en de eigenaar schriftelijk van de toestand of het andere probleem in kennis te stellen,

iv. de opdrachtgever, de aannemer en de eigenaar schriftelijk in kennis te stellen van elke terreingesteldheid of andere kwestie die vereist dat het sloopplan wordt gewijzigd,

v. de rapporten van alle onafhankelijke inspectie- en keuringsbedrijven die in het sloopplan worden genoemd en die rechtstreeks betrekking hebben op het werk dat wordt beoordeeld, te beoordelen, en

(3) Als prestatienormen met betrekking tot de voorbereiding van een sloopplan worden voorgeschreven:

1. De beroepsingenieur, beperkt vergunninghouder of voorlopig vergunninghouder moet, alvorens een sloopplan met betrekking tot de sloop van een gebouw of bouwwerk op te stellen,

i. de slooplocatie bezoeken en onderzoeken teneinde de beperkingen van de locatie en de aangrenzende omstandigheden te beoordelen die van invloed kunnen zijn op de inhoud van het sloopplan, en

ii. de structurele kenmerken en de staat van het gebouw of de constructie te verifiëren door een of meer inspecties van het gebouw of de constructie uit te voeren en door bestaande tekeningen of specificaties met betrekking tot het gebouw of de constructie te onderzoeken.

2. De beroepsingenieur, de houder van een beperkte vergunning of de houder van een voorlopige vergunning neemt in een sloopplan dat wordt gemaakt met betrekking tot de sloop van een gebouw of bouwwerk,

i. een beschrijving op van de structurele kenmerken en de staat van het gebouw of het bouwwerk, zoals geverifieerd door de beroepsingenieur, de houder van een beperkte vergunning of de houder van een voorlopige vergunning ingevolge het eerste lid, onder ii,

ii. de methode die een aannemer moet volgen bij het slopen van het gebouw of de constructie,

iii. een beschrijving van de maatregelen die nodig zijn om ervoor te zorgen dat de gezondheid of de veiligheid van een persoon, met inbegrip van een bewoner van een gebouw dat wordt gesloopt indien het gebouw niet wordt ontruimd voordat met het slopen wordt begonnen zoals door de bouwverordening is toegestaan, niet in gevaar wordt gebracht als gevolg van het slopen,

iv. een beschrijving van de maatregelen die nodig zijn om ervoor te zorgen dat de integriteit van andere gebouwen, constructies, ondergrondse of bovengrondse nutsvoorzieningen of andere onroerende goederen niet nadelig wordt beïnvloed als gevolg van de sloop,

v. identificatie van alle ondergrondse of bovengrondse nutsvoorzieningen onder of op de slooplocatie en een beschrijving van de voorschriften voor de veilige loskoppeling, verwijdering of bescherming daarvan vóór het begin van de sloop,

vi. een beschrijving van elk gevaar voor het milieu dat zou of zou kunnen ontstaan als gevolg van de sloop, en van de maatregelen die nodig zijn om het gevaar aan te pakken, met verwijzing naar de toepasselijke gemeentelijke, provinciale of federale statuten, verordeningen, regels, verordeningen, codes, normen of andere wetgeving, en

vii. identificatie van elke inspectie of beproeving die tijdens de sloop door een onafhankelijk bedrijf moet worden uitgevoerd. O. Reg. 260/08, s. 3 (3).

(4) Een professionele ingenieur mag een of meer van de functies of vereisten beschreven in subsectie (2) delegeren aan een andere persoon indien het consistent is met de prudente ingenieurspraktijk om dit te doen en de functies of vereisten worden uitgevoerd onder het toezicht van de professionele ingenieur. O. Reg. 260/08, s. 3 (4).

(5) Een beroepsingenieur of een houder van een beperkte vergunning mag een of meer van de functies of vereisten beschreven in subsectie (3) aan een andere persoon delegeren indien het overeenstemt met een prudente ingenieurspraktijk om dit te doen en de functies of vereisten worden uitgevoerd onder het toezicht van de beroepsingenieur of de houder van een beperkte vergunning. O. Reg. 260/08, s. 3 (5).

deel iI
Prestatienormen voor DRINKING WATER SYSTEM EVALUATIONS

Engineering evaluatieverslagen onder Safe Drinking Water Act, 2002 (drinkwatersystemen)

4. (1) In deze afdeling betekent “beschikbaar”, met betrekking tot een document, dat het aanwezig is op of onmiddellijk toegankelijk is vanaf de locatie van een drinkwatersysteem, hetzij op papier, hetzij in elektronische vorm;

“distributiesysteem”, “drinkwatersysteem”, “ruw water” en “ruwwatervoorziening” hebben dezelfde betekenis als in de Safe Drinking Water Act, 2002;

“Drinking Water Systems Regulation” betekent Ontario Regulation 170/03 (Drinking Water Systems) gemaakt onder de Safe Drinking Water Act, 2002;

“operationele controleapparatuur”: apparatuur die is geïnstalleerd in een drinkwatersysteem, of draagbare apparatuur die aanwezig is op de locatie van een drinkwatersysteem, voor het uitvoeren van,

(a) operationele controles, bemonstering en testen volgens Schedule 6 van de Drinking Water Systems Regulation, en

(b) het onderhoud en operationele controles volgens de Scheules 8 en 9 van die Regulation. O. Reg. 91/14, s. 3.

(2) Als prestatienormen met betrekking tot de beoordeling van een drinkwatersysteem en de opstelling van een technisch evaluatieverslag over een drinkwatersysteem overeenkomstig Schedule 21 van de Drinkwater Systems Regulation door een houder van een vergunning, tijdelijke vergunning of beperkte vergunning worden vastgesteld:

1. Onverminderd het bepaalde in punt 17 vult de houder het rapport in en levert hij het af binnen een termijn die de eigenaar van het drinkwatersysteem een redelijke kans biedt om te voldoen aan de in bijlage 21 van de verordening inzake drinkwatersystemen vastgestelde eisen inzake termijnen.

2. De houder zorgt ervoor dat het rapport alle informatie bevat die volgens artikel 21-5 van bijlage 21 bij de Drinkwaterregeling vereist is opdat het rapport aan dat artikel zou voldoen.

3. De informatie en adviezen die de houder in het rapport verstrekt, zijn gebaseerd op waarnemingen die zijn gedaan tijdens een of meer bezoeken aan het drinkwatersysteem door de houder of door een persoon onder zijn toezicht, en de houder vermeldt in het rapport,

i. de datum van elk bezoek aan het drinkwatersysteem ten behoeve van de opstelling van het rapport door de houder of door een persoon onder zijn toezicht,

ii. in elk geval de naam van de persoon die het drinkwatersysteem heeft bezocht, en

iii. in het geval van een bezoek door een persoon onder toezicht van de houder, de titel van de persoon en zijn relatie tot de houder.

4. De houder bepaalt en identificeert de plaats van de ruwwatervoorziening voor het drinkwatersysteem en verstrekt als onderdeel van het rapport,

i. een indicatie of de bron van de ruwwatervoorziening grondwater, oppervlaktewater of een combinatie van beide is,

ii. een plattegrond van het terrein waarop zijn aangegeven,

A. de grenzen van het drinkwatersysteem, alle significante topografische kenmerken binnen die grenzen en een indicatie van de hellingsgraad van het terrein die van invloed kan zijn op de bron van de drinkwatervoorziening,

B. de ligging van alle delen van het drinkwatersysteem die worden gebruikt voor de verzameling, opslag en behandeling van ongezuiverd water, en

C. het distributiesysteem dat wordt gebruikt voor de distributie van behandeld water naar de gebruikers van het drinkwatersysteem, en

iii. de in punt 5 of 6 beschreven gegevens of beide, al naar gelang de omstandigheden vereisen.

5. Indien de bron van de grondwatervoorziening gedeeltelijk uit grondwater bestaat, moet de houder,

i. in de plattegrond van het terrein de plaats aangeven van alle putten die deel uitmaken van het drinkwatersysteem, alsmede de plaats van alle bekende waterlopen, afvoerkanalen, septic tanks, tegelvelden en andere structuren die de kwaliteit van het putwater kunnen beïnvloeden, en

ii. in de plattegrond een beschrijving op te nemen van de fysische kenmerken van elke put die deel uitmaakt van het drinkwatersysteem, met inbegrip van, indien beschikbaar, een kopie van het putregister, en een vermelding of een van de putten water betrekt van een ruwwatervoorraad waarvan voor de toepassing van artikel 2 van de Drinkwaterregeling is vastgesteld dat het grondwater betreft dat onder de rechtstreekse invloed staat van oppervlaktewater.

6. Indien een deel van de bron van de ruwwatervoorziening oppervlaktewater is, vermeldt de houder de naam van het oppervlaktewaterlichaam.

7. De houder geeft in het rapport een beschrijving van het drinkwatersysteem, die ten minste omvat,

i. een schatting van het aantal personen dat door het drinkwatersysteem wordt bediend,

ii. een schematische voorstelling van elk behandelingsproces dat in het drinkwatersysteem wordt gebruikt om te voldoen aan de eisen van bijlage 2 van de Regeling drinkwatersystemen, en

iii. een lijst van alle waterbehandelingsapparatuur en operationele controleapparatuur die in het drinkwatersysteem zijn geïnstalleerd.

8. 8. Het advies dat de houder verstrekt voor de doeleinden van punt 21-5, onder b), i), van bijlage 21 van de Drinkwaterregeling met betrekking tot de vraag of alle apparatuur die nodig is om te voldoen aan bijlage 2 van die regeling aanwezig is, moet betrekking hebben op alle verwachte debietcondities en kwaliteitsvariaties.

9. Naast de adviezen die vereist zijn voor de toepassing van punt 21-5, onder b), i), van bijlage 21 van de Drinkwaterregeling, moet het advies van de houder betrekking hebben op alle verwachte debietcondities en kwaliteitsvariaties.

9. In aanvulling op de adviezen die krachtens artikel 21-5 van Schedule 21 van de Drinkwaterregeling in het rapport moeten worden opgenomen, verstrekt de houder in het rapport zijn advies met betrekking tot,

i. de betrouwbaarheid van de in subparagraaf 7 iii genoemde waterbehandelingsapparatuur en apparatuur voor operationele controle en de vraag of er sprake is van redundanties in of waarneembare problemen met deze apparatuur, en

ii. de bedrijfsomstandigheden die voor de onder subparagraaf 7 iii genoemde waterbehandelingsapparatuur in stand moeten worden gehouden om te waarborgen dat aan de eisen van bijlage 2 van de Regeling drinkwatersystemen wordt voldaan.

10. De houder,

i. vermeldt in het rapport alle apparatuur die in het drinkwatersysteem is geïnstalleerd of wordt gebruikt, met inbegrip van waterbehandelingsapparatuur en operationele controleapparatuur als genoemd onder punt 7 iii, die periodiek onderhoud behoeven, en

ii. de relevante onderhoudsgegevens en onderhoudsschema’s die beschikbaar zijn voor de in subparagraaf i genoemde apparatuur onderzoeken en zijn of haar oordeel geven over,

A. de vraag of de apparatuur is geïnspecteerd, getest, vervangen en gekalibreerd met de door de fabrikant van de apparatuur aanbevolen frequentie,

B. indien de fabrikant van de apparatuur geen onderhoudsschema aanbeveelt, of het bestaande onderhoudsschema voor inspectie, beproeving, vervanging en ijking van de apparatuur een betrouwbare werking van het drinkwatersysteem waarborgt, en

C. of de apparatuur zodanig wordt geïnspecteerd, beproefd, vervangen en geijkt dat het drinkwatersysteem voldoet aan de van toepassing zijnde voorschriften van de schema’s 2, 6, 8 en 9 van de Regeling drinkwatersystemen.

11. 11. De houder motiveert de krachtens de leden 8, 9 en 10 uit te brengen adviezen en deelt mee op welke technische en andere informatie hij zich heeft gebaseerd om tot die adviezen te komen.

12. De houder voegt bij het rapport,

i. een lijst van alle beschikbare handleidingen en soortgelijke informatie die van belang zijn voor de werking en het onderhoud van de in onderdeel 10 i genoemde waterbehandelingsapparatuur en operationele controleapparatuur, en

ii. een lijst van de in dat onderdeel genoemde waterbehandelingsapparatuur en operationele controleapparatuur waarvoor dergelijke handleidingen of informatie niet beschikbaar zijn.

13. Bij het opstellen van het onderhoudsschema waarnaar wordt verwezen in clausule 21-5 (d) van Schedule 21 van de Drinkwater Systems Regulation, baseert de houder, behoudens paragraaf 14, het onderhoudsschema op de van toepassing zijnde onderhoudsschema’s die zijn opgenomen in de handleidingen en informatie waarnaar wordt verwezen in subparagraaf 12 i.

14. Indien voor een apparaat geen onderhoudsschema beschikbaar is, of indien de houder van oordeel is dat het beschikbare onderhoudsschema niet zou voorzien in de betrouwbare werking van het drinkwatersysteem of de naleving van de toepasselijke voorschriften van de schema’s 2, 6, 8 en 9 van de Regeling drinkwatersystemen zou waarborgen, ontwikkelt de houder een onderhoudsschema voor de apparatuur dat, indien gevolgd, wel in een dergelijke werking en naleving zou voorzien.

15. Indien de houder vaststelt dat waterbehandelingsapparatuur of apparatuur voor operationele controle van een drinkwatersysteem kan worden omzeild, of een ander probleem met het drinkwatersysteem ontdekt dat er naar zijn of haar oordeel toe kan leiden dat verkeerd behandeld water aan de gebruikers van het drinkwatersysteem wordt geleverd, maar dat geen niet-naleving van bijlage 2, 6, 8 of 9 van de Drinkwaterregeling inhoudt, neemt hij of zij in het rapport een beschrijving van het probleem op, samen met aanbevelingen om het probleem te verhelpen of de daaraan verbonden risico’s te beperken.

16. Indien de houder op enig moment tijdens de beoordeling van het drinkwatersysteem of de opstelling van het rapport vaststelt dat het drinkwatersysteem niet voldoet aan een vereiste van bijlage 2, 6, 8 of 9 van de Drinkwaterregeling en dat het niet voldoen aan deze vereisten ertoe kan leiden dat verkeerd behandeld water wordt geleverd aan gebruikers van het drinkwatersysteem, stelt hij of zij de eigenaar van het drinkwatersysteem daarvan onmiddellijk schriftelijk in kennis, met vermelding van de bepalingen van de Drinkwaterregeling waaraan het drinkwatersysteem niet voldoet en de problemen die moeten worden opgelost, en doet hij of zij aanbevelingen voor veranderingen waardoor het drinkwatersysteem wel aan de eisen voldoet.

17. Als de houder de in punt 16 beschreven vaststelling doet, moet de houder het verslag niet voltooien, behoudens punt 18.

18. Indien de eigenaar van het drinkwatersysteem de houder schriftelijk meedeelt dat de in lid 16 aanbevolen wijzigingen zijn aangebracht, beoordeelt de houder de wijzigingen en indien het gewijzigde drinkwatersysteem naar het oordeel van de houder voldoet aan de voorschriften van de schema’s 2, 6, 8 en 9 van de Regeling drinkwatersystemen, voltooit de houder het rapport.

19. Na voltooiing van een rapport ondertekent de houder onverwijld en overhandigt hij aan de eigenaar van het drinkwatersysteem een verklaring in de daartoe door het Ministerie van Milieu verstrekte vorm, die het advies van de houder bevat dat voor de toepassing van clausule 21-5 (b) van Schedule 21 van de Drinkwater Systems Regulation moet worden verstrekt. O. Reg. 91/14, s. 3; O. Reg. 29/16, s. 4.

deel iII
Prestatienormen voor milieurapporten inzake de beoordeling van locaties

rapporten inzake de beoordeling van locaties

5. (1) In deze afdeling wordt onder “milieutechnische locatiebeoordeling” verstaan een onderzoek op het land om de milieutoestand van het onroerend goed te bepalen, met inbegrip van een fase 1-milieubeoordeling van het terrein of een fase 2-milieubeoordeling uit hoofde van Ontario Regulation 153/04 (Records of Site Condition – Part XV.1 van de wet) die krachtens de Environmental Protection Act.O. Reg. 91/14, s. 3.

(2) Een houder van een vergunning, tijdelijke vergunning of beperkte vergunning die een rapport als onderdeel van een beoordeling van de milieusituatie op het terrein opstelt of op de opstelling daarvan toeziet, zorgt ervoor dat op de ondertekeningspagina van het rapport het volgende wordt vermeld:

1. In het geval van een rapport voor een fase één-milieubeoordeling van het terrein of een fase twee-milieubeoordeling krachtens Ontario Regulation 153/04 (Records of Site Condition – Part XV.1 van de wet), een verklaring dat de in die verordening neergelegde doelstellingen en eisen voor een fase één-milieueffectrapportage of een fase twee-milieueffectrapportage, naar gelang van het geval, zijn toegepast bij het uitvoeren van de milieueffectrapportage en het opstellen van het rapport.

2. In elk ander geval, een verklaring waarin wordt aangegeven welke doelstellingen, eisen of normen zijn toegepast bij het uitvoeren van de milieueffectrapportage en het opstellen van het rapport. O. Reg. 91/14, s. 3.

deel IV
prestatienormen voor torenkraaninspecties

Prestatienormen voor torenkranen

6. De prestatienormen voor het inspecteren van een torenkraan

De prestatienormen voor het inspecteren van een torenkraan in overeenstemming met secties 158 en 159 van Ontario Regulation 213/91 (Construction Projects) gemaakt onder deOccupational Health and Safety Act worden voorgeschreven als zijnde uiteengezet in het document getiteld “Review of Tower Cranes as Required by the Occupational Health and Safety Act” en gedateerd 20 november 2015, gepubliceerd door de Association en beschikbaar op haar website. O. Reg. 29/16, s. 6.