Alles gaat pijn doen.
Alles.
Je denkt dat het misschien komt door elke nacht op je Craigslist-bank te slapen. Serieus, het is verdomd oncomfortabel. Je overweegt om naar je bed te gaan, maar er is iets te officieels aan. Je bed betekent dat je gaat proberen te slapen. En je weet dat je deze dagen niet kunt slapen.
Pijn straalt van je rug, verspreidt zich als boomtakken naar je borst, je armen, je benen. Je zet de tv aan om jezelf af te leiden en een van die opgefokte ‘depressie doet pijn, maar dat hoeft niet’-reclamespotjes komt op. Je wilt je fles water naar het scherm gooien. Maar je hebt te veel pijn voor de energie die dat zou kosten. Je hebt de hele tijd pijn. Je denkt dat je misschien een recept voor Cymbalta moet halen.
Hij heeft het woord vriend tien keer in één nacht tegen je gebruikt. Je bent zijn vriend. Je bent zijn maatje. Je bent zijn broer. Je denkt dat je moet overgeven. Je hebt sinds je zesde niet meer overgegeven, maar je maag voelt aan alsof hij herhaaldelijk wordt gestompt. Je bent als een rat in een psychologisch experiment. Je wordt geconditioneerd om je ziek te voelen bij het woord vriend. Vriend. Alles wat je begint te horen is einde. Er is geen begin aan wat je wilt. Het is al het einde.
Je zit op de onderste trede buiten je flatgebouw als hij wegrijdt. Je houdt een bloem vast die hij je gaf. Het betekende niets. Niets van dit alles doet dat ooit. Je denkt aan hoe graag je hem had willen zoenen en begint stilletjes te huilen, alleen op die trap. Je ziet er vast uit als een schoolcliché. Je bent aangeschoten, huilt omdat je een jongen zo leuk vindt. Je haat jezelf een beetje omdat de tranen zo makkelijk over je wangen lopen.
Vertuig jezelf er niet van dat hij naar je kijkt zoals jij naar hem kijkt. Je voelt jezelf dichter naar je stoel kruipen en zo hard op je ellebogen leunen om bij hem in de buurt te zijn, dat je de volgende dag wakker wordt met blauwe plekken erop. Hij gaat naar bed met blauwe plekken op zijn hart van de vrouw van wie hij nog steeds houdt. Je kent haar niet eens, maar je wilt haar eigenlijk haten. Je haat het dat je een mens haat die je nog nooit ontmoet hebt. Je haat het dat hij ooit om haar gehuild heeft. En je huilt nog steeds om hem.
Je gaat oefenen wat je tegen hem moet zeggen. Misschien begin je met: “Hoi, ik denk dat ik hopeloos verliefd op je aan het worden ben en het idee om gewoon vrienden te zijn doet mijn lichaam eigenlijk fysiek pijn.”
Nee, dat zal niet werken.
Je probeert: “Heyyy, maatje! Even snel, kun je misschien stoppen met me maatje te noemen? Want elke keer als je dat doet, is het alsof er kleine stukjes van mijn hart afbreken. Oke, greaaat, bedankt!”
Je wilt lachen om hoe zielig je lijkt. Je bent een melodramatische romantische komedie. Maar je kunt je happy end niet worden beloofd. Je maakt een grapje tegen jezelf over massagesalons. “Als ik me zou haasten, zou ik nu een happy end kunnen krijgen!” Je lacht niet eens. Vroeger lachte je om de eigenzinnige monoloog in je hoofd, maar je borst voelt nu te zwaar.
Iemand heeft je ooit verteld dat liefde net zo goed om timing gaat als om op wie je verliefd wordt. Maar je haat timing. Je hebt nooit genoeg tijd gehad. Je komt tijd te kort met alles waar je van houdt. Maar misschien hoort dat gewoon bij het leven. Je vraagt je af of het dom of symbolisch zou zijn om elke klok die je bezit weg te gooien. Je besluit waarschijnlijk gewoon dom.
Je kijkt naar zijn naam in je telefoon en probeert zijn perfecte gezicht er niet naast te zien. Je zweeft boven de delete-knop en vraagt je af of het dingen makkelijker zou maken. Zou je hem met één klik uit je leven wissen?
Dat doe je niet. Je kunt het niet. In plaats daarvan herlees je sms-draden en denk je erover om hem een bericht te sturen.
Na ongeveer 20 minuten je hart in je keel te hebben gehouden, verbreken je vingers de stilte voor je. Je hebt nooit eerder echt gemerkt hoe groot de tussenruimtes zijn. Hij heeft die kloven al eens eerder met zijn vingers gedicht. Je weet niet meer hoe dat voelde.
Je maakt eindelijk de perfecte boodschap. Degene die alles zal zeggen wat je hem brandt te vertellen. Degene die deze zwaarte uit je borst zal halen, deze ademnood uit je longen.
“Hey.”