Voorbestemming in de Islam

Qadar is een van de aspecten van aqidah. Moslims geloven dat de goddelijke voorbestemming is wanneer God in het Bewaarde Tablet (al-lawh al-mahfooz) (in het Engels worden hier verschillende andere schrijfwijzen voor gebruikt) alles heeft opgeschreven wat is gebeurd en zal gebeuren, wat zal geschieden zoals geschreven. Volgens dit geloof wordt de handeling van een persoon niet veroorzaakt door wat er in het bewaarde tablet geschreven staat, maar wordt de handeling in het tablet geschreven omdat God alle gebeurtenissen al kent zonder de beperkingen van de tijd. Anderzijds maken de oorzakelijke verbanden ook deel uit van Qadar, omdat menselijke handelingen van invloed zijn op wat in het Bewaarde Tablet staat. De uitdrukking weerspiegelt een Moslim doctrine dat Allah de duur van ieders leven, hun lot van goed of slecht geluk, en de vruchten van hun inspanningen heeft afgemeten. Nogmaals, Allah hoeft niemand te dwingen goed of kwaad te doen door in te grijpen in zijn wil, en niemand zal getuigen dat Allah dit heeft gedaan. Wanneer moslims naar de toekomst verwijzen, kwalificeren zij vaak hun voorspellingen met de uitdrukking Insha’Allah, Arabisch voor “Als God het wil.” De uitdrukking erkent dat de menselijke kennis van de toekomst beperkt is, en dat alles wat wel of niet zal gebeuren onder de controle en kennis van God is.

Mensen zijn echter niet door Allah voorbestemd om de hel binnen te gaan. Integendeel, de mensen zullen alleen hun eigen zonden dragen die zij zelf uit vrije wil hebben begaan en niemand zal verantwoordelijk zijn voor de daden van een ander. De Koran stelt dat geen mens onrechtvaardig zal worden behandeld en dat alles door Allah zal worden beoordeeld. De Koran zegt dit in het volgende vers:

” Zeg: “Jullie zullen niet worden ondervraagd over wat wij schuldig zijn, noch zullen wij worden ondervraagd over wat jullie doen. Zeg: “Onze Heer zal ons verzamelen en dan zal Hij tussen ons richten met de waarheid; en Hij is de grootste Rechter, de Alwetende.”

Zij zullen tot hen roepen: Waren wij niet met u? Zij zullen zeggen: “Ja, maar gij hebt uzelf in verzoeking gebracht en gij wachtte en twijfelde en ijdele begeerten bedrogen u, totdat de bedreigende straf van Allah kwam, terwijl de aartsbedrieger u over Allah bedroog.”

– Koran 57:14

En indien Allah enig goed in hen had gekend, zou Hij hen hebben doen horen, en indien Hij hen had doen horen, zouden zij zich omkeren, terwijl zij zich terugtrokken.”

– Koran 8:23

Niet zou uw Heer het zijn, die gemeenschappen vernietigt wegens een enkele onrechtvaardige daad, indien haar leden zich konden beteren. En indien uw Heer had gewild, zou Hij het mensdom tot één volk hebben gemaakt, maar zij zullen niet ophouden te twisten. Behalve degenen aan wie uw Heer Zijn barmhartigheid heeft betoond en daartoe heeft Hij hen geschapen. En het woord van uw Heer zal worden vervuld: “Ik zal de hel met djinn en mensen allen tezamen vullen.”

– Koran 11:119

Er gebeurt geen ramp op aarde of bij u, dan in het Boek der Beschikkingen (al-lawh al-mahfooz) is opgetekend, voordat Wij het doen ontstaan. Voorwaar, dat is gemakkelijk voor Allah.

– Koran 57:22

Een hadith verhaalt dat Mohammed over Qadr zei:

Ali verhaalde dat de Boodschapper van Allah op een dag zat met een houten stok in zijn hand waarmee hij op de grond krabde. Hij hief zijn hoofd op en zeide: “Er is niemand onder u, of hij heeft zijn plaats in het Vuur of in het Paradijs toegewezen gekregen.” Zij (de metgezellen) vroegen: “O Boodschapper van Allah! Waarom zouden wij doorgaan met het verrichten van goede daden, zullen wij afhankelijk zijn (van Qadar) en het werk opgeven?” Muhammad antwoordde: “Neen, gaat voort met het verrichten van goede daden, voor een ieder zal het gemakkelijk zijn (om zulke daden te verrichten) die hem zullen leiden naar datgene waarvoor hij geschapen is.” Daarna droeg hij het vers voor: “Wat hem betreft die (aan liefdadigheid) geeft en zijn plicht jegens Allah nakomt en Hem vreest en in al-Husna gelooft, voor hem zullen Wij het pad van Gemak (goedheid) effenen (Surah al-Lail 92:5-7). Sahih Muslim

Het wordt echter duidelijk gemaakt dat geen mens de macht heeft om zichzelf of anderen te bevoordelen of te schaden, en dat leiding alleen door Allah wordt gegeven, niemand anders heeft de macht om leiding te geven. De Koran zegt:

Voor hen, die goed doen, is goed (beloning) en meer (dan dit); en zwartheid of schande zal hun gezicht niet bedekken; dezen zijn de bewoners van de tuin; daarin zullen zij vertoeven.

– Koran 10:26