Alien levensvormen zijn al meer dan een eeuw een hoofdbestanddeel van populaire sciencefiction, maar meestal zien ze eruit als mensen met een vreemde neus, grappige hoed of puntige oren (sorry, Mr. Spock!). Deze looks zijn vaak het resultaat van televisie- en filmproducenten die met een beperkt budget een “buitenaards” kostuum proberen te maken. Maar, hoe zullen echte buitenaardse wezens eruit zien wanneer (en als) we ze eindelijk tegenkomen?
De zoektocht naar buitenaardse intelligentie (SETI) is al zo’n 50 jaar aan de gang, gesponsord door regeringen, particuliere industrieën, en (nu) rijke weldoeners. Met behulp van radiotelescopen en andere instrumenten proberen astronomen boodschappen af te luisteren die opzettelijk, of per ongeluk, zijn verzonden door intelligente soorten op andere werelden.
“Ik ben van nature optimistisch – als wetenschapper moet je dat wel zijn. Maar mijn hoopvolle gevoel is geen wishful thinking; het is stevig gegrond in de logica van SETI. Een halve eeuw klinkt als een lange tijd, maar de zoektocht staat echt nog in de kinderschoenen. Gezien de huidige staat van SETI-inspanningen en -mogelijkheden, heb ik het gevoel dat we op het punt staan om iets echt revolutionairs te leren,” schrijft Seth Shostak, senior astronoom voor SETI.
Omdat we misschien dicht bij het moment zijn dat we oog in oog (of op zijn minst oor aan oor) komen te staan met een buitenaardse beschaving, laten we eens kijken naar wat het leven op aarde gemeen heeft tussen soorten, en naar de natuurwetten die het heelal doordringen, in een poging om te bepalen hoe het leven elders kan zijn ontstaan.
Het leven op aarde kent vele verschillende lichaamsvormen, geëvolueerd voor hun niche in de wereld. Het eerste wat we dus met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kunnen zeggen, is dat elke planeet vol leven waarschijnlijk gevuld zal zijn met verschillende soorten, net zo verschillend als octopussen, olmen en plankton hier op aarde zijn. Laten we onze zoektocht dus beperken tot levensvormen die intelligent genoeg zijn om een radiotelescoop of ruimteschip te bouwen en contact te leggen met andere planeten (onze kat heeft gisteren uitgevonden hoe hij deurknoppen moet bedienen, maar het is nog steeds niet waarschijnlijk dat hij binnenkort contact zal leggen met een buitenaardse beschaving – sorry, Max!).
Het leven op andere planeten heeft zich waarschijnlijk, net als op Aarde, ontwikkeld in een (of meer) van de drie terreinen – land, vloeistof of gas. We kunnen ook veilig aannemen dat de wetten van evolutie en natuurlijke selectie op een vergelijkbare manier werken op andere werelden als ze hier doen.
Aliens hebben waarschijnlijk een vorm van vervoer – of ze lopen, glibberen, zwemmen of vliegen. Zonder dit zouden zij het moeilijk hebben om andere leden van hun soort te “ontmoeten” om hun beschaving op te bouwen.
Hier op het land gebruiken de meeste soorten benen om zich te verplaatsen, een aanpassing die nuttig is op een aantal terreinen, van woestijnen tot bosgebieden. Buitenaardse wezens die op het land zijn geëvolueerd, hebben dus meer dan waarschijnlijk een soort poten (sorry, slangen!). Als een intelligente soort zich in oceanen heeft gevormd (van water, koolwaterstoffen, of een bizarre stof zoals kwik of jodium), dan zouden zij waarschijnlijk ofwel vinnen, tentakels, of stralen nodig hebben om vloeistof te verplaatsen en beweging te produceren. Voor vogelsoorten zijn vleugels waarschijnlijk de norm, hoewel een ballonachtige structuur in hun lichaam (of mogelijk natuurlijke jets) ook mogelijkheden zijn.
Electromagnetische (em) straling doordringt het Universum, dus is het waarschijnlijk dat geavanceerde levensvormen een manier zouden bezitten om bepaalde vormen van em-straling op te vangen en te verwerken, vergelijkbaar met de manier waarop wij licht interpreteren. Buitenaardse wezens zouden echter in veel andere golflengten kunnen “zien” dan wij – infrarood, ultraviolet, of, mogelijk, radiogolven.
Om deze reden kunnen we verwachten dat intelligente buitenaardse wezens een of andere vorm van ogen hebben, hoewel ze veel anders zouden kunnen zijn dan de onze. Het zichtbare licht dat wij zien maakt slechts een klein deel uit van het elektromagnetische spectrum. Een deel van de reden waarom dieren op Aarde ongeveer dezelfde golflengten zien als wij, is dat onze atmosfeer er goed in slaagt zichtbaar licht de grond te laten bereiken, terwijl andere frequenties worden tegengehouden. Als onze ogen gevoelig zouden zijn voor de gammastralen of röntgenstralen die door onze atmosfeer worden tegengehouden, zou de wereld er inderdaad heel donker uitzien. De atmosfeer (of oceanen) van andere planeten zou echter geheel andere golflengten van elektromagnetische straling kunnen filteren dan die op onze thuiswereld.