De Havilland speelt Laura Wynant, een rijke ex-geesteszieke die naar haar landgoed is gereisd om bij te komen. Daar ontdekt ze, bij het horen van een vage roep om hulp, dat een vrouw levend begraven is op haar landgoed. Wynant probeert anderen te informeren over wat ze heeft gevonden, maar niemand gelooft haar, en haar familie begint een terugval in haar geestelijke toestand te vermoeden. Omdat haar handen bijna verlamd zijn door artritis, is ze niet in staat om de vrouw zelf op te graven. Ze verleidt een plaatselijke jongen haar te helpen door hem te vertellen dat ze naar een verloren oorbel aan het graven is, maar als hij schrikt van het geschreeuw van de begraven vrouw is ze gedwongen hem de waarheid te vertellen, wat resulteert in een confrontatie met de boze vader van de jongen. Terwijl ze van deur tot deur gaat om hulp te zoeken, stuit ze op de echtgenoot van de begraven vrouw, die haar had begraven nadat hij haar met een schop op het hoofd had geslagen en dacht dat ze dood was. Wynant is op doktersvoorschrift aan huis gekluisterd, maar in een vlaag van wanhoop herstelt ze voldoende van de artritis om kracht in haar handen te krijgen. Ze begint de begraven vrouw op te graven, die nog in leven is. Net op dat moment komt de moordlustige echtgenoot ter plaatse, die van plan is het lichaam van zijn vrouw grondig te begraven. Hij komt achter Wynant staan en staat op het punt haar met de schop te slaan als de begraven vrouw Wynants hand grijpt en zich uit de grond optrekt. De man is versteend, waardoor de autoriteiten net genoeg tijd hebben om ter plaatse te komen en Wynant en de begraven vrouw te redden.