Risico op maligniteit bij verdenking op poliepen bij vrouwen in de menopauze

Door verbeterde prestaties op het gebied van gynaecologische echografie kunnen steeds meer vaak asymptomatische endometriale poliepen worden opgespoord. De meeste van deze poliepen worden uit voorzorg operatief verwijderd om geen geval van endometriumkanker te missen. Deze beheersstrategie berust echter uitsluitend op het oordeel van de echograaf en een aantal van deze operaties, die waarschijnlijk geen nut hebben, zouden kunnen worden vermeden. Daartoe moeten de risicofactoren voor maligniteit worden geïdentificeerd.

Doelstelling: Schatten van de prevalentie van laesies bij menopauzale patiënten met een preoperatieve diagnose van endometriale poliepen. Vaststellen van risicofactoren voor maligniteit.

Studieopzet: Dit is een single-centre retrospectieve studie. Criteria voor inclusie waren menopauzale patiënten ouder dan 45 jaar die een hysteroscopische resectie van een poliep hadden ondergaan. De diagnose vóór de operatie werd gesteld door middel van echografie of diagnostische hysteroscopie. Kwaadaardige laesies omvatten kanker en atypische hyperplasie. Goedaardige letsels bestonden uit eenvoudige poliepen, niet-atypische eenvoudige hyperplasie en niet-atypische complexe hyperplasie. Onderzochte risicofactoren waren bestaande abnormale baarmoederbloedingen, endometriumdikte, persoonlijke of eerstegraads familieanamnese van gynaecologische kanker (borst, baarmoederhals, endometrium, eierstok) en leeftijd bij diagnose.

Resultaten: Er werden 631 patiënten ingeschreven van wie er 30 een kwaadaardige aandoening presenteerden (4,75%); 579 patiënten (91,76%) presenteerden een eenvoudige poliep, 11 een niet-atypische eenvoudige hyperplasie (1,74%) en 11 een niet-atypische complexe hyperplasie (1,74%). Bij univariate analyse bleek leeftijd alleen statistisch significant te zijn (OR 1,05; 95%CI= p<0,01), met een drempel van 59 jaar op de ROC-curve. Bij multivariate analyse waren de factoren die voorspellend waren voor een maligne laesie leeftijd (OR=1,06; 95%CI ), het bestaan van AUB (OR=2,4; 95% CI ) en familieanamnese (OR=2,88; 95%CI ). Noch het univariate noch het multivariate model kon een statistisch significant verband aantonen met betrekking tot de endometriumdikte. Het risico op maligniteit was 12,3% bij patiënten ouder dan 59 jaar die AUB vertoonden. Voor alle andere subgroepen varieerde het risico tussen 2,31 en 3,78%.

Conclusie: Het risico van een kwaadaardige laesie blijkt hoog (12%) te zijn bij menopauzale patiënten ouder dan 59 jaar die een endometriale poliep presenteren die wordt gedetecteerd wanneer er sprake is van een reeds bestaande AUB. In deze situatie moet daarom routinematig hysteroscopische resectie van endometriale poliepen worden voorgesteld. Bij andere patiënten is het risico van een kwaadaardige laesie laag maar niet onaanzienlijk, namelijk ongeveer 3%. Elk patiëntendossier moet daarom op individuele basis worden besproken, rekening houdend met de reeds bestaande aandoeningen van de patiënte, na het verstrekken van duidelijke en passende informatie.