De managementperspectieven die in de negentiende en het begin van de twintigste eeuw naar voren kwamen, legden de nadruk op een rationeel-wetenschappelijke benadering van de studie van het management en streefden ernaar om van organisaties efficiënt werkende machines te maken.
De praktijk van het management kan worden getraceerd tot 3000 v. Chr. tot de eerste overheidsorganisaties die door de Sumeriërs en Egyptenaren werden ontwikkeld, maar de formele studie van het management is betrekkelijk recent. De vroege studie van management zoals wij die nu kennen begon met wat nu het klassieke perspectief wordt genoemd.
Het klassieke perspectief op management ontstond in de negentiende en het begin van de twintigste eeuw. Het fabriekssysteem dat in de jaren 1800 begon op te komen, bracht uitdagingen met zich mee die eerdere organisaties niet waren tegengekomen. Er ontstonden problemen met het gereedmaken van de fabrieken, het organiseren van de managementstructuur, de werknemers (van wie velen niet-Engels sprekende immigranten waren). Het plannen van complexe productieoperaties, en het omgaan met de toegenomen arbeidsvreugde en daaruit voortvloeiende stakingen.
De talloze nieuwe oplossingen en de ontwikkeling van grote, complexe organisaties vereisten een nieuwe aanpak van coördinatie en controle en een nieuwe ondersoort van de economische man – de bezoldigde manager – was geboren. Tussen 1880 en 1920 groeide het aantal professionele managers in de Verenigde Staten van 161.000 tot meer dan een miljoen. Deze professionele managers begonnen oplossingen te ontwikkelen en te testen voor de toenemende uitdagingen van het organiseren, coördineren en controleren van grote aantallen mensen en het verhogen van de produktiviteit van de werknemers. Zo begon de evolutie van modern management met het klassieke perspectief.
Dit perspectief bevat drie deelgebieden elk met een lichtjes verschillend accent: Wetenschappelijk management, bureaucratische organisaties en administratief.
Wetenschappelijk Management:
Organisaties hadden slechts een beperkt succes bij het verbeteren van de arbeidsproductiviteit, waardoor een jonge ingenieur suggereerde dat het probleem meer lag in slechte managementpraktijken dan in arbeid. Frederick Winslow Taylor (1856-1915) drong erop aan dat het management zelf zou moeten veranderen en verder, dat de wijze van verandering slechts door wetenschappelijke studie kon worden bepaald; vandaar dat de label wetenschappelijk management ontstond. Taylor stelde voor dat beslissingen die gebaseerd waren op vuistregels en traditie vervangen zouden worden door nauwkeurige procedures die ontwikkeld werden na zorgvuldige studie van individuele situaties.
Taylor’s filosofie wordt samengevat in zijn uitspraak in het verleden was de mens de eerste. In de toekomst moet het systeem op de eerste plaats komen. De wetenschappelijke managementbenadering wordt geïllustreerd door het lossen van ijzer uit treinwagons en het opnieuw laden van afgewerkt staal voor de Bethlelem Steel fabriek in 1898. Taylor berekende dat met de juiste bewegingen, gereedschappen en volgorde elke man in staat was 47,5 ton per dag te laden in plaats van de gebruikelijke 12,5 ton. Hij werkte ook een aanmoedigingssysteem uit waarbij elke man 1,85 dollar per dag kreeg voor het halen van de nieuwe norm, een verhoging ten opzichte van het vorige tarief van 1,15 dollar. De produktiviteit bij Bethlehem Steel schoot van de ene dag op de andere omhoog.
Hoewel bekend als de vader van het wetenschappelijk management. Taylor was niet alleen op dit gebied. Henry Gantt, een medewerker van Taylor, ontwikkelde het Gantt-diagram – een staafdiagram dat het geplande en voltooide werk in elke productiefase meet aan de hand van de verstreken tijd. Twee andere belangrijke pioniers op dit gebied waren het echtpaar Frank B en Lillian M Gilbreth. Frank B Gilbreth (1868 – 1924) was een pionier op het gebied van de studie van tijd en beweging en kwam onafhankelijk van Taylor tot veel van zijn managementtechnieken. Hij legde de nadruk op efficiëntie en stond bekend om zijn zoektocht naar de beste manier om werk te verrichten.
Hoewel Gilbreth bekend staat om zijn vroege werk met metselaars, had zijn werk grote invloed op de medische chirurgie door de tijd die patiënten op de operatietafel doorbrachten drastisch te verkorten. Chirurgen konden talloze levens redden door de toepassing van tijd- en bewegingsonderzoek Lillian M Gilberth (1878 – 1972) was meer geïnteresseerd in het menselijke aspect van werk. Toen haar man op 56-jarige leeftijd overleed, had ze 12 kinderen in de leeftijd van 2 tot 19 jaar. De onversaagde first lady van het management ging gewoon door met haar werk. Zij presenteerde een artikel in de plaats van haar overleden echtgenoot, zette hun seminars voort en gaf lezingen en werd uiteindelijk professor aan de Purdue University. Zij pionierde op het gebied van de industriële psychologie en leverde belangrijke bijdragen aan het human resources management.