Ipatiev House

Eetkamer, op de foto de deur naar de kamer van de groothertoginnen in Ipatiev House (1918)

In de jaren 1880 liet Ivan Redikortsev, een ambtenaar die betrokken was bij de mijnbouw, een huis van twee verdiepingen bouwen op de helling van een prominente heuvel. De lengte van de voorgevel bedroeg 31 meter. In 1898 ging het herenhuis over naar Sjaravjev, een goudhandelaar met een bedorven reputatie. Tien jaar later werd het huis gekocht door Nikolai Nikolayevich Ipatiev, een militair ingenieur, die van de benedenverdieping zijn kantoor maakte.

Het schijnt op basis van informatie van Pjotr Voykov te zijn geweest dat Ipatiev eind april 1918 op het kantoor van de Oeral Sovjet werd ontboden en bevolen werd te ontruimen wat weldra “Het huis met een speciaal doel” zou gaan heten.”

Het verblijf van de keizerlijke familie en de executie ter plaatseEdit

Main article: Executie van de familie Romanov

De keizerlijke familie Romanov nam haar intrek op 30 april 1918 en verbleef 78 dagen in het huis. Dit huishouden bestond uit tsaar Nicholas Romanov, zijn vrouw, tsarina Alexandra Fjodorovna van Hessen, hun vier dochters, hun zoon en erfgenaam Alexei, de tsarevitsj (kroonprins); hun hofarts Dr. Jevgeni Botkin, kamermeisje Anna Demidova, kok Ivan Charitonov, en lijfknecht Alexei Trupp. Zij bewoonden vier kamers op de bovenverdieping van het Ipatiev Huis, terwijl hun bewakers op de benedenverdieping werden ondergebracht. Vanaf begin juli werd het bevel over deze wacht overgenomen door Jakov Joerovski, een hooggeplaatst lid van de Oeral Sovjet.

De gevangenen mochten dagelijks korte lichaamsbeweging maken in een omheinde tuin. De ramen van hun kamers werden echter overschilderd en ze werden van de buitenwereld afgesloten. Een hoge houten schutting werd om het huis heen gebouwd, waardoor het van de straat was afgesloten.

Omstreeks middernacht op 16-17 juli 1918 ging commandant Yurovsky de kamer op de tweede verdieping binnen van Dr. Botkin, die wakker was en een brief aan het schrijven was. Botkin kreeg de opdracht de keizerlijke familie en hun drie overgebleven bedienden te wekken, zodat het hele gezelschap uit Jekaterinenburg geëvacueerd kon worden. Als reden werd opgegeven dat de anti-Bolsjewistische strijdkrachten van het Witte Leger van tsaristische en gematigde democratische socialisten in de daaropvolgende Russische Burgeroorlog van 1918-1921, de stad naderden en dat er in de straten was geschoten.

Na ongeveer een half uur nodig te hebben gehad om zich aan te kleden en in te pakken, werden de Romanovs, Botkin en de drie bedienden via een trap naar de binnenplaats van het huis geleid, en vandaar via een ingang op de begane grond naar een kleine halfondergrondse kamer aan de achterkant van het gebouw. Op verzoek van de tsaar werden er stoelen gebracht voor tsarevitsj Alexei en tsarina Alexandra. De rest van het gezelschap stond achter en aan de zijkant van het zittende paar.

Na enige tijd kwamen Joerovski en een groep gewapende mannen door de dubbele deuren de kelderkamer binnen. Ivan Plotnikov, hoogleraar geschiedenis aan de Maksim Gorky Oeral Staatsuniversiteit, heeft vastgesteld dat de beulen Yakov Yurovsky, G. P. Nikulin, M. A. Medvedev (Kudrin), Peter Ermakov, S. P. Vaganov, A. G. Kabanov, P. S. Medvedev, V. N. Netrebin, en Y. M. Tselms waren. Drie Letten weigerden op het laatste moment deel te nemen aan de executie.

Joerovski sprak kort dat hun Romanov-familieleden hadden geprobeerd de keizerlijke familie te redden, dat deze poging was mislukt en dat de Sovjets nu verplicht waren hen allemaal dood te schieten. Hij en zijn ploeg openden toen het vuur met pistolen op de gevangenen.

Het aantal mensen samengeperst in een betrekkelijk kleine ruimte leidde tot een inefficiënte en rommelige slachting. De vrouwen onder de gevangenen hadden diamanten en juwelen verborgen in hun kleding, waardoor veel van de kogels werden afgeketst. Het duurde tussen de twintig en dertig minuten voordat allen gedood waren.

SloopEdit

Yekaterinburg’s Kerk op het Bloed, gebouwd op de plaats waar eens het Ipatiev Huis stond.

Reeds in 1923 werden de foto’s van het omheinde huis in de Sovjetpers verspreid onder het etiket “het laatste paleis van de laatste tsaar”. In 1927 werd het huis aangewezen als filiaal van het Oeral Revolutiemuseum. Daarna werd het een landbouwschool, alvorens in 1938 een nieuw leven te beginnen als een antireligieus museum. In deze periode was het gebruikelijk dat partij apparatsjiks in grote groepen kwamen, poserend voor de door kogels beschadigde muur van de kelder waarin de voormalige tsaar en zijn familie waren vermoord. In 1946 werd het gebouw overgenomen door de plaatselijke communistische partij. In 1974 werd het officieel geklasseerd als Historisch-Revolutionair Monument. Het werd echter steeds meer een bedevaartsoord voor degenen die de herinnering aan de keizerlijke familie wilden eren.

In 1977, toen de zestigste verjaardag van de Russische Revolutie naderde, besloot het Politbureau actie te ondernemen en verklaarde dat het huis niet van “voldoende historische betekenis” was, en gaf opdracht tot de sloop ervan. De opdracht werd doorgegeven aan Boris Jeltsin, voorzitter van de plaatselijke partij, die het huis in september 1977 liet slopen. Hij schreef later in zijn memoires, gepubliceerd in 1990, dat “we ons vroeg of laat zullen schamen voor dit stuk barbaarsheid”. Ondanks deze actie bleven de pelgrims komen, vaak in het geheim en ’s nachts, en lieten tekens van herdenking achter op de braakliggende plaats. Na de ontbinding van de Sovjet-Unie, die in 1991 voltooid was, werd op deze plaats de Bloedkerk gebouwd, een van de grootste in Rusland.