14e eeuw
De middeleeuwse economische revolutie van de 12e en 13e eeuw leidde tot een hausse van de bedrijvigheid in Europa, en vooral in Frankrijk. Maar aan het begin van de 14e eeuw werd deze abrupt afgebroken door een aantal gebeurtenissen: klimaatverandering, crises in de landbouwproductie (met name de grote hongersnood van 1314-1317), de verwoestingen als gevolg van het uitbreken van de Honderdjarige Oorlog tussen Frankrijk en Engeland in 1337, de verschillende rampspoeden waaronder het Byzantijnse Rijk te lijden had, epidemieën (de Zwarte Dood van 1347 tot 1351, gevolgd door herhaalde uitbraken tot 1370). Vooral door deze epidemieën werd de bevolking in sommige streken van Europa meer dan gehalveerd. Pas rond 1600 was de bevolking van Frankrijk weer op het niveau van 1320. Tegen deze achtergrond daalden de prijzen van goederen sterk en waren er talrijke wanbetalingen door de staat in heel Europa, alsmede faillissementen van particuliere banken: in 1345 bijvoorbeeld liet Edward III van Engeland zijn schuld in gebreke, terwijl de Florentijnse banken Bardi en Perruzi beide failliet gingen. De epidemieën leidden ook tot een stijging van de lonen, omdat het aanbod van arbeidskrachten steeds schaarser werd.