Chemotherapie alleen kan worden gegeven wanneer baarmoederhalskanker is uitgezaaid naar verre organen, zoals de longen, of wanneer de kanker is teruggekeerd na andere behandelingen.
De meeste chemotherapiemedicijnen die worden gebruikt om baarmoederhalskanker te behandelen, worden via een ader toegediend met een intraveneus (IV) infuus. Een van de meest gebruikte geneesmiddelen, cisplatine, wordt ongeveer eenmaal per week gedurende enkele uren vóór de externe bestralingstherapie toegediend. Cisplatine kan ook worden gecombineerd met andere chemotherapeutica en om de paar weken vóór de bestraling worden toegediend.
Onze artsen kunnen bevacizumab, een monoklonaal antilichaam, ook bekend als Avastin®, toevoegen aan de chemotherapie. Deze gerichte therapie bestaat uit antilichamen – immuuneiwitten die lichaamsvreemde stoffen zoals virussen verwijderen – die zich aan het oppervlak van kankercellen hechten. Monoklonale antilichamen verstoren de vorming van bloedvaten die tumoren laten groeien. Door zich te richten op kankercellen en niet op gezond weefsel, kunnen ze minder bijwerkingen veroorzaken dan conventionele chemotherapie, hoewel bevacizumab een stijging van de bloeddruk veroorzaakt bij sommige vrouwen die het innemen.