[Biedt 5-methyltetrahydrofolaat enig voordeel boven foliumzuur?]

Bijna de helft van de vrouwen houdt zich niet aan de richtlijnen rond foliumzuursuppletie voor en tijdens de zwangerschap, ondanks het bewezen voordeel bij het voorkomen van neuraalbuisdefecten, miskramen en vroeggeboortes. De Belgische Hoge Gezondheidsraad beveelt een minimum van 400 microgram foliumzuur of foliumzuursuppletie per dag aan vanaf 4 weken voor de conceptie tot 8 weken daarna. Talrijke studies wijzen op het belang van een ruimere innameperiode, meer bepaald minstens 3 maanden voor de conceptie en tijdens de hele zwangerschap en borstvoeding. Bij vrouwen met een hoog risico wordt 4 mg aanbevolen tot na de eerste 3 maanden van de zwangerschap. Daarna is de gebruikelijke dosis van 400 microgram voldoende. Ongeveer de helft van de Europese bevolking blijkt een genmutatie te hebben op het gen dat codeert voor de productie van methyleentetrahydrofolaatreductase, het enzym dat betrokken is bij de vorming van 5-methyltetrahydrofolaat, dat op zijn beurt verantwoordelijk is voor de omzetting van het giftige homocysteïne in methionine. Vrouwen met een dergelijk genpolymorfisme hebben een aanzienlijk hoger risico om een miskraam te krijgen of een baby met neurale buisdefecten. Daarom is gezocht naar een alternatieve vorm van synthetisch foliumzuursupplement “pteroylmonoglutaminezuur (PMG)”, met name het calciumzout van 5-methyltetrahydrofolaat (Metafolin). Dit biedt de mogelijkheid om het gereduceerde folaat onmiddellijk af te geven, dat niet meer door het reductase-enzym hoeft te worden omgezet. Bovendien wordt hierdoor voorkomen dat vrij PMG in de circulatie komt, wordt het risico op geneesmiddeleninteracties verlaagd en wordt een tekort aan vitamine B2 niet gemaskeerd. Ondanks duidelijke richtlijnen voor voedingssupplementen voor en tijdens de zwangerschap, is de toepassing ervan gebrekkig. Niet alleen gynaecologen, maar ook huisartsen en apothekers zouden zich meer moeten inspannen om vrouwen in de vruchtbare leeftijd van persoonlijke informatie te voorzien. Vooral risicogroepen zoals adolescenten, laaggeschoolde of minder welgestelde vrouwen en immigranten verdienen bijzondere aandacht.